Het wrak van de SONNIN

De Duitse mijnenveger SONNIN werd in 1916 gebouwd op de werf H. Stuhlken und Sohn in Hamburg en zou in dienst komens als stoomtrawler voor de haringvisserij. Het schip werd echter in dienst genomen door de Duitse Kaiserliche Marine en ingedeeld bij een Minensuchflottille. Bemand met 31 opvarenden liep het schip op 18 juli 1917 ten noorden van Terschelling op een mijn en zonk waarbij 6 opvarenden om het leven kwamen. Het merkwaardige is dat het schip op een mijn liep die daar was achtergelaten door de Engelse onderzeeboot E-34. Deze onderzeeboot had 20 lanceerkokers voor mijnen aan boord en is een jaar later spoorloos verdwenen. In 1998 werd het wrak door Terschellinger wrakduikers teruggevonden ter hoogte van Texel.

De SONNIN werd in 1995 gevonden door Terschellinger duikers. Toen was de boeg van het schip nog duidelijk te herkennen. In het midden van het wrak een triple expansie stoommachine. Van de opbouw is weinig meer over. Het achterschip lag grotendeels onder het zand. Een groot 8.8 cm snelvuurkanon was door het dek gezakt en is in 1999 door de Terschellingers geborgen met hun duikschip URSUS. In de voet van het kanon werd later nog een grote gereedschapskist met gereedschap aangetroffen. Het kanon bevindt zich nu bij het Wrakkenmuseum.

SONNIN
SONNIN
DE
28-07-1917
53-25N 05-05E
mijnenveger
1916
45 m
7 m
266 bruto register ton
Kaiserliche Marine
Wilhelmshafen
20 meter