De onderzeeboot E-26 behoorde tot het 8th Flotilla dat voornamelijk patrouilleerde op de Noordzee. Op 29 juni 1916 vertrokken de E-10, E-26, E-54 en E55 vanuit Harwich om dienst te doen in het gebied rond Terschelling. Het patrouille gebied voor de E-26 was tussen 53º-45N en de Nederlandse kust en ten oosten van 5ºE inclusief de toegang naar de Eems. Op 2 juli 1916 ontdekte een Duits verkenningsvaartuig een spoor olie ter hoogte van de Eems en het zag er naar uit dat het uit een onderzeeboot kwam. De volgende dag, 3 juli, werd een Engelse onderzeeboot onder vuur genomen op de Ooster Eems. De E-55 was op dat moment 20 mijl naar het noord-westen toen men zware explosies hoorde van wat mogelijk het einde van de E-26 betekende. Hierbij kwamen commandant Lieutenant Edward W.B. Ryan, twee officieren en nog 28 bemanningsleden om het leven. In 1914 was de opdracht gegev en voor de bouw van dit schip dat bedoeld was voor de Turkse Navy (Ottomania Navy) maar later toch in dienst genomen door de Royal Navy. In 1914 was Edward Ryan commandant van de C-3 van het 7th flotilla in Leith.

Het wrak werd ontdekt in de jaren zestig tijdens de mijnopruimingsoperatie New Broom. Op 22 september 1967 werd er door de Kon. Marine een duikonderzoek ingesteld met Hr.Ms. WAALWIJK. Het wrak lag in een slijpgeul en stak ongeveer 1 meter boven de omliggende bodem uit. Het wrak kreeg als hydrografienummer H 59 in blok N4 en afgedregd op 22 meter.

In de zomer van 2005 heeft de Terschellinger viskotter TS 6 ARIANNE de bronzen commandotoren geborgen en deze heeft een plaatsje gekregen bij het clubhuis van duikteam Ecuador. De Engelse expert Michael Lowrey kon de onderzeeboot identificeren als de E-26. Duikers van duikteam Ecuador doken een keer op het wrak dat midden in de scheepvaartroute ligt. Aan het wrak was geen schade te zien behalve de commandotoren die er ooit door een visserschip afgetrokken was.

 Een van de bemanningsleden was de 3e officier Alexander Gunn en in 2008 nam het familielid Simon Gunn kontakt met ons op aangaande het wrak. Hij was in het bezit van foto's van de E-26 en van de eerste commandant Lieutenant Commander Claud Dobson. Hij overleefde de oorlog en kreeg het  Victoria Cros in 1919 voor de aanval met bewapende motorboten op de Russische marinebasis in Kronstadt. Aleck Gunn kwam van het eiland Skye, geboren in 1889. Zijn vader was schoolmeester in Kylkeakin en zijn broer Andrew was de grootvader van Simon Gunn. Aleck kwam van de koopvaardij en ging als vrijwilliger naar de Royal Navy.