Op 16 december 1939 voer het Zweedse s.s. ADOLF BRATT vanuit Rotterdam met een lading cokes naar Gothenburg. Bij de Terschellinger gronden liep het schip op een mijn waardoor er vier bemanningsleden omkwamen, waaronder kapitein E.O.Rydberg, stoker O. Ragmussen, messroomboy A. Perrstrom en de Duitse loods R.Eden, vermoedelijk afkomstig uit Borkum. De overige 17 bemanningsleden werden opgepikt door het s.s. AUSEKLIS uit Letland. Onderweg stierf nog de zwaargewonde machinist B. Halmer uit Zweden. De geredden werden in Rotterdam aan wal gezet.

De ADOLF BRATT staat als gedrukt wrak op de zeekaart. In 1991 is er een keer op gedoken door duikteam Ecuador van Terschelling. Het stoomschip was destijds nog redelijk intakt. De ankerketting lag op een grote hoop en over het wrak lag een groot stuk van een seismische meetkabel. Het schip had een nog gedeeltelijk aanwezig houten dek. In de kop zat een kluisgat zonder anker. Het schip had een stoomketel en mogelijk een 2-cilinder compound stoommachine. Op het achterschip waren de roerkoning, het roer en de ijzeren schroef nog goed te herkennen.

Van de wrakken van de VEGA en de ADOLF BRATT zijn vermoedelijk door Rijkswaterstaat de posities verwisseld. De schepen liepen in dezelfde week beide op een mijn bij de Noordergronden van Terschelling. Het noordelijkste schip met hout werd ten onrechte aangezien voor de ADOLF BRATT